Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

je reinste onzin

Толкование Перевод

1 plumb

adj. loodrecht
--------
adv. loodrecht; je reinste onzin; precies
--------
n. (schiet)lood; dieplood
--------
v. met schietlood meten,peilen; doorgronden; aansluiten (waterleiding)

plumb¹

[ plum] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 ambacht(elijk)〉 (loodje van) schietlood ⇒ paslood

♦voorbeelden:

1   off/out of plumb • niet loodrecht, niet in het lood

————————

plumb²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 loodrecht

2 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 uiterst ⇒ compleet, absoluut

♦voorbeelden:

1   plumb nonsense • je reinste onzin

————————

plumb³

〈 werkwoord〉

1 loden ⇒ peilen met dieplood, meten met schietlood

2 in het lood zetten ⇒ verticaal zetten, loodrecht maken

3 (trachten te) doorgronden ⇒ peilen

————————

plumb⁴

〈 bijwoord〉

1 loodrecht ⇒ precies in het lood/verticaal

2 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 volkomen ⇒ compleet, helemaal

♦voorbeelden:

1   plumb in the middle • precies in het midden

2   plumb crazy • volslagen gek

English-Dutch dictionary > plumb
2 perfect nonsense

perfect nonsense

je reinste onzin

English-Dutch dictionary > perfect nonsense
3 perfect

adj. perfect; volmaakt; volslagen
--------
v. perfectioneren, vervolmaken

perfect¹

[ pə:fikt]

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 perfect ⇒ volmaakt; uitstekend, voortreffelijk; volledig, (ge)heel; onberispelijk, foutloos

2 zuiver ⇒ puur

3 〈 taalkunde〉 voltooid

♦voorbeelden:

1   the perfect crime • de volmaakte misdaad

     have a perfect set of teeth • een volledig gaaf gebit hebben

     perfectly capable of • alleszins in staat om

     perfect for • uitermate geschikt voor

     perfect in • heel bekwaam/bedreven in

2   perfect blue • zuiver blauw

3   perfect participle • voltooid deelwoord

     perfect tense • (werkwoord in de) voltooide tijd

¶ have a perfect right (to do something) • het volste recht hebben (om iets te doen)

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 volslagen ⇒ volledig, totaal

♦voorbeelden:

1   a perfect fool • een volslagen idioot

     perfect nonsense • je reinste onzin

     a perfect stranger • een volslagen onbekende

     perfectly ugly • afschuwelijk lelijk

————————

perfect²

[ pəfekt] 〈 werkwoord〉

1 perfectioneren ⇒ vervolmaken

2 voltooien ⇒ beëindigen

3 verbeteren

♦voorbeelden:

1   perfect oneself in something • zich bekwamen in iets

3   perfect one's English • zijn Engels verbeteren

English-Dutch dictionary > perfect
4 plumb nonsense

plumb nonsense

je reinste onzin

English-Dutch dictionary > plumb nonsense
5 the wildest nonsense

the wildest nonsense

je reinste onzin

English-Dutch dictionary > the wildest nonsense
6 wild

adj. wild; woest; ongecontroleerd; kwaad; te keer gaan; stormachtig; niet natuurlijk
--------
adv. wild; ongecontroleerd; doelloos
--------
n. woestenij, wildernis; (vrije) natuur; (in het) wild

wild¹

[ wajld]

I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; the; vaak meervoud〉

1 woestenij ⇒ wildernis

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 (out) in the wilds • in de wildernis

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (vrije) natuur ⇒ natuurlijke staat

♦voorbeelden:

1   in the wild • in het wild

————————

wild²

〈 wildness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 wild ⇒ ongetemd

2 barbaars ⇒ onbeschaafd

3 onbeheerst ⇒ onstuimig, grillig, losbandig

4 stormachtig ⇒ ruw, guur 〈 van weer, zee〉

5 woest ⇒ onherbergzaam 〈 van streek〉

6 dol ⇒ gek, waanzinnig

7 woest ⇒ woedend, razend

8 wanordelijk ⇒ slordig, verward 〈 van haar〉

9 fantastisch 〈 van idee〉 ⇒ buitensporig

10 roekeloos ⇒ gewaagd

11 〈 informeel〉 prachtig ⇒ geweldig (goed)

12 〈 spel〉 wild ⇒ met een waarde naar keuze 〈 van speelkaart〉

♦voorbeelden:

1   wild flower • wilde bloem

2   the Wild West • het wilde Westen

     run wild • verwilderen 〈 van tuin bijvoorbeeld〉

4   wild night • stormnacht

6   the wildest nonsense • je reinste onzin

     drive wild • gek maken

     go wild • gek worden

7   wild with anger • razend van woede

9   the wildest dreams • de stoutste dromen

     wild idea • fantastisch idee

12 play poker with deuces wild • pokeren met de tweeën als wilde kaart

¶ wild boar • wild zwijn

     a wild guess • een gok/gissing in het wilde weg, zomaar een gok

     wild horses wouldn't get/drag it from/out of me! • voor geen geld ter wereld vertel ik het

     he has sown his wild oats • hij is zijn wilde haren kwijt

     wild camping • vrij kamperen

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 woest ⇒ enthousiast, dol

♦voorbeelden:

1   she's wild about him • ze is weg van hem

————————

wild³

〈 bijwoord〉

1 wild ⇒ in het wilde weg

♦voorbeelden:

1   talk wild • er maar op los praten

English-Dutch dictionary > wild
7 stuff and nonsense !

kletskoek! kklare nonsens, je reinste onzin!

English-Dutch dictionary > stuff and nonsense !
8 plain

adj. duidelijk; eenvoudig; onaantrekkelijk, lelijk; effen
--------
adv. eenvoudig; duidelijk
--------
n. vlakte; wildernis

plain¹

[ pleen] 〈zelfstandig naamwoord; vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉

1 vlakte ⇒ prairie

2 〈 breien〉 rechte steek

————————

plain²

I 〈bijvoeglijk naamwoord; plainness〉

1 duidelijk

2 simpel ⇒ onvermengd, puur 〈 water, whisky e.d.〉; weinig attractief 〈 vrouw, meisje〉; ongelijnd 〈 papier〉

3 ronduit ⇒ oprecht

4 vlak ⇒ effen

5 recht 〈 breisteek〉

♦voorbeelden:

1   in plain English/language/speech/terms/words • in duidelijke taal

2   plain chocolate • pure chocola

     in plain clothes • in burger(kleren)

     plain flour • bloem 〈 zonder bakpoeder〉

     plain cooking • burgerkost

3   be plain with someone • iemand onomwonden de waarheid zeggen

     plain dealing • eerlijk(heid)

5   〈 breien〉 plain stitch • rechte steek

¶ 〈 religie〉 plain service • gelezen dienst/mis, stille mis

     it was plain sailing all the way • het liep allemaal van een leien dakje

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 volslagen ⇒ totaal 〈 onzin〉

♦voorbeelden:

1   it's plain foolishness • het is je reinste dwaasheid

————————

plain³

〈 bijwoord〉〈 informeel〉

1 duidelijk

2 ronduit

3 volslagen ⇒ gewoonweg

English-Dutch dictionary > plain
9 sheer

adj. ragfijn; kklaar; loodrecht; absoluut; puur; dun; doorzichtig
--------
adv. doorzichtig; in het geheel; absoluut
--------
n. uitwijking, afwijking
--------
v. uitwijken

sheer¹

[ sjiə] 〈 sheerness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 dun ⇒ doorschijnend, transparant

2 erg steil ⇒ loodrecht

♦voorbeelden:

1   sheer nylon • dun/doorzichtig nylon

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 volkomen ⇒ zuiver, je reinste

♦voorbeelden:

1   that's sheer nonsense • dat is kklare onzin!

————————

sheer²

〈 werkwoord〉〈 scheepvaart〉

1 gieren ⇒ scherp uitwijken, zwenken

♦voorbeelden:

¶ sheer off • uit 't roer lopen; 〈 informeel〉 'm smeren

     sheer away from • mijden

————————

sheer³

〈 bijwoord〉

1 erg steil ⇒ (bijna) loodrecht

2 compleet ⇒ regelrecht, volkomen

English-Dutch dictionary > sheer

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

je reinste onzin

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

je reinste onzin

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: